Print deze pagina

Bezoekersinformatie

Inleiding

krijgsgevangenen nabij Mook

In deze bezoekershandleiding bieden wij informatie aan omtrent een aantal zaken, die bij ons vaak aan de orde komen in brieven en mailberichten aan Stichting Kennispunt Mei 1940.

In het onderstaande overzicht om te beginnen adressen en belangrijkste gegevens van bepaalde overheden, dienstverleners en archiefdiensten. Daarbij wordt beknopt informatie gegeven bij iedere instantie.

Tevens een verwijzing naar de bekende eretekens Mobilisatie-Oorlogskruis (MOK) en Oorlogsherinneringskruis (OHK). Er wordt uitleg gegeven rond deze eretekens en een adres waar een aanvraag voor een MOK kan worden ingediend.

Er wordt algemene informatie gegeven omtrent krijgsgevangenschap van Nederlandse militairen, die in mei 1940 dienden. De meest voorkomende interneringskampen worden benoemd en de gang van zaken op hoofdlijnen. E.e.a. dient ter algemene informatie en oriëntatie van bezoekers op dit onderwerp.

Voor overige vragen blijven wij uiteraard beschikbaar om u te antwoorden. Stuurt u dan een direct mailbericht aan de auteur.

Belangrijke adressen

Onderstaande adressen zijn belangrijk voor naspeuringen en navraag als u op zoek bent naar zeer specifieke, persoonlijke informatie over uzelf, uw familieleden of onderzoeksonderwerpen.

Bij veel verzoeken om informatie en/of bezoeken zal u verzocht worden u te legitimeren. Bij bezoek aan defensiegebouwen en – terreinen is te allen tijde een legitimatie verplicht.

Defensie verandert voortdurend haar organisatie, naamgevingen en taakstellingen. Onder voorbehoud daarvan geven wij de onderstaande informatie aan u over adressen en telefoonnummers van instanties. Wij doen ons best nieuwe reorganisaties en veranderingen steeds tijdig te verwerken.

- Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH)

Frederikkazerne
Van Alkemadelaan 786
2597 BC Den Haag

Telefoon: 070-316 5836
Internet: www.defensie.nl/organisatie/cdc/inhoud/eenheden/nimh

- Gebouw 132 (studiezaal)
- Gebouw 35 (instituut)

Informatie:
Het NIMH is de opvolger van het voorheen als Sectie Militaire Geschiedenis (SMG) en Instituut Militaire Geschiedenis (IMG) bekend staande historische archief van de krijgsmacht. Tegenwoordig zijn alle krijgshistorische archieven, bibliotheek en talloze studies van alle krijgsmachtdelen centraal bij het NIMH in beheer. Een deel van de beheerde collectie, waaronder de collectie die ziet op de Meidagen van 1940, is in Den Haag voor bezoekers in te zien. Een ander deel van de collectie is in centraal depot opgeslagen en op aanvraag te bezichtigen. Een deel van de originele collectie wordt omwille van kwetsbaarheid alleen in kopijvorm aangeboden.

De studie- en leeszaal van het NIMH is te bezoeken op afspraak. Zoals gezegd is een deel van de collectie ter plaatse beschikbaar, maar minder courante delen dienen ruim voorafgaande aan bezoek te worden opgevraagd. Houd u rekening met het feit dat de leeszaal vol geboekt kan zijn. Kopieerwerk is ter plaatse mogelijk en kunt u zelf uitvoeren. Daaraan zijn wel kosten verbonden, die uitsluitend contant kunnen worden voldaan.

- Nationaal Archief (NA)

Postbus 90520
2509 LM Den Haag

Telefoon: 070-331 5400
Internet: www.nationaalarchief.nl

Bezoekadres:
Prins Willem Alexanderhof 20
2595 BE Den Haag

Informatie:
Het NA beheert ook een deel van de archieven die zien op de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog alsmede de krijgsmacht. Het NA is met name interessant als het persoonsonderzoeken, justitiële onderzoeken en krijgsdienstonderzoeken betreft. Het verkrijgen van toegang tot en inzage in de persoonsdossiers is echter verbonden aan de regelen der privacywetgeving, zodat u een machtiging tot toegang bij het NA dient aan te vragen alvorens u toegang kan worden gegeven. Houd u rekening met aanzienlijke wachttijden en een traag aanbod van informatie alsmede talloze beperkingen t.a.v. publicatie en kopieerwerk. Er zijn kosten verbonden aan werkzaamheden die u aan de medewerkers opdraagt, zoals kopieerwerk. Zorgt u voor de beschikbaarheid van betalingsmiddelen als u het NA bezoekt.

- Nederlandse Rode Kruis (NRK)

Oorlogsarchief
Postbus 28120
2502 KC Den Haag

Telefoon: 070-445 5678
Internet: www.rodekruis.nl

Bezoekadres:
Leeghwaterplein 27
2521 CV Den Haag

Informatie:
Het Rode Kruis beheert een oorlogsarchief waarin informatie is opgeslagen over personen. Onder meer gewondengegevens, overlijdensgegevens en krijgsgevangenengegevens zijn in het archief te vinden. Het archief is niet openbaar en uitsluitend met een machtiging vooraf van de NRK archivarus te bezoeken en in te zien. Toegang wordt doorgaans in elk geval verleend aan personen die eigen archieven na willen zien, nabestaanden en wetenschappelijk onderzoekers. Er is een strenge beperking wegens privacy regels. Houd u daar rekening mee.

- Veteranen Instituut (VI)

Postbus 125
3940 AC Doorn

Telefoon: 088-334 0050
Internet: www.veteraneninstituut.nl

Bezoekadres:
Willem van Lanschotlaan 1
3941 XV Doorn

Informatie:
Het Veteranen Instituut is er in hoofdzaak voor de (oorlogs)veteranen zelf en hun direct belanghebbenden. Veteranen en hun familieleden kunnen bij het instituut terecht voor ondersteuning, begeleiding en advies. Tegenwoordig heeft het VI een grote rol in het veteranenbeleid, dat de laatste decennia in Nederland werkelijk vorm heeft gekregen. Het VI beheert het veteranenloket, voorziet in geestelijke gezondheidszorg, handelt aan de hand van missie- en oorlogsgerelateerde klachten en heeft een hulplijn. Veteranenpas en draaginsignes worden door het VI uitgegeven.

Het VI is vooral een zorginstelling en geen publieke dienstverlening. Het VI geeft een periodiek uit dat onder de naam “Checkpoint” wordt verspreid.

- Ministerie van Defensie (MinDef)

Dienstencentrum DCDI/CDC/IVENT (voorheen BRIOP)
Diepenhorstlaan 30
Postbus 20701
2500 ES Den Haag

Informatie:
Het dienstencentrum beheert de stamboeken en dienststaten van al het krijgsmachtpersoneel t.a.v. de dienstjaren vanaf 1924, in een enkel geval ook voordien. Dit houdt in dat doorgaans alle voor 1904 geboren militairen niet of onvolledig in het informatiecentrum zijn gedocumenteerd. Indien de informatie niet of niet volledig bij het dienstencentrum voorhanden is, dan is dit meestal overgedragen aan het Nationaal Archief.

Het dienstencentrum bezit de zogenaamde stamkaarten van vrijwillige en dienstplichtig personeel. Op deze stamkaarten zijn persoonsgegevens, legernummer, opkomst- en keuringsoord, lotnummer en lichtingsnummer weergegeven alsmede het stamregiment waar betrokkene opkwam. Tevens biedt de stamkaart – al dan niet op een bijlage – de verloven en de verlofdatums, de datums van herhalingsoefeningen, de datums van overplaatsingen en detacheringen, rangmutaties en overige persoonlijke mutaties zoals verwondingen, overlijden, krijgstuchtelijke zaken, etc.. Ook worden door de dienst de gegeven van eventueel krijgsgevangenschap en repatriëring bewaard.

Typerend voor aanvragen van informatie bij deze dienst zijn de langere wachttijden en de vaak summiere informatie die de aanvrager krijgt. De dienst is niet erg vooruitstrevend t.a.v. de informatie die men wenst te delen. Als u heel specifieke informatie wenst, dan dient u dit zo specifiek mogelijk in uw aanvraag op te nemen. Ondanks heel specifieke vraagstelling wordt regelmatig slechts een extract van de informatie vergeven. Zo blijkt vaak dat men informatie niet geeft ten aanzien van de onderdelen waarbij een betrokkene gemobiliseerd werd of in mei 1940 functioneerde. Soms is dit omdat men hiervan werkelijk geen notie heeft.

- Oorlogsgravenstichting (OGS)

Zeestraat 85
2518 AA Den Haag

Telefoon: 070 – 313 1080
Internet: www.oorlogsgravenstichting.nl

Postbus 85981
2508 CR Den Haag

Informatie:
De oorlogsgravenstichting (OGS) beheert alle Nederlandse oorlogsgraven ter wereld, zijnde ca. 50.000 graven. De stichting doet dit in opdracht van de staat der Nederlanden.

Dapperheidsonderscheidingen en herinneringskruizen (eretekens)

Over de Nederlandse dapperheidsonderscheidingen en eretekens hebben wij een uitgebreid artikel voor onze lezers beschikbaar. Dat beschrijft echter niet wat hieronder wordt besproken t.a.v. de actuele verkrijgbaarheid van het MOK of het nabestellen van reeds eerder verleende onderscheidingen en eretekens.

Voordat de oorlogstoestand intrad in mei 1940 kende Nederland slechts de Militaire Willemsorde (MWO) als dapperheidsonderscheiding. Daarnaast was er de 'eervolle vermelding' voor opmerkelijk, verdienstelijk of moedig gedrag. Dit gegeven leidde ertoe dat in de stroom aanvragen voor onderscheiding van tijdens de meidagen betoonde moed voortdurend om de MWO werd gevraagd voor de voorgedragen decorati. Dit zou naoorlogs - toen de MWO inmiddels tot een veel uniekere klasse onderscheiding was uitgegroeid door de invoeging van twee onderscheidingsklasse daar onder - leiden tot het misverstand dat vele hun eigen voordracht lazen en meenden voor die hoge MWO in aanmerking te zijn gekomen. Onze stichting wordt regelmatig aangeschreven met het goed bedoelde beweersel dat een betrokkene zó moedig was geweest, dat hij in 1940 voor de Militaire Willemsorde was voorgedragen. Helaas moeten wij dan vaak het ontnuchterende verhaal vertellen dat tijdens de oorlog in het verre Londen het Bronzen Kruis en de Bronzen Leeuw als 'reguliere' onderscheidingen werden toegevoegd en de MWO slechts bij hoge uitzondering werd verleend. De meeste die voor een MWO waren voorgedragen in mei 1940 kregen niets of een Bronzen Kruis. Alleen de grote gevallen van moed en beleid werden met de hogere Bronzen Leeuw en uiteindelijk, in 34 gevallen, met de MWO erkend.

Voor de periode van 1939-1945 geldt dat een beperkt aantal dapperheidsonderscheidingen kon worden verleend aan militairen (en burgers). Dat waren (van laag naar hoog) het Bronzen Kruis ex aequo het Vliegerkruis, de Bronzen Leeuw en de Militaire Willemsorde in de klasse 4 en 3. Voor moedig gedrag, buitengewone verdiensten en bijzondere prestaties buiten de frontsector was tevens het Kruis van Verdienste toe te kennen. Al deze onderscheidingen zijn tegenwoordig nog steeds in gebruik en kennen een gelijk(e) gradatie en aanzien.

Het is al lange tijd niet meer mogelijk om voor de strijd in de periode 1939-1945 een dapperheidsonderscheiding aan te vragen dan wel een nieuw draagteken te verkrijgen indien deze niet reeds was verleend.

Voor de periode van 1939-1945 waren twee eretekens of herinneringskruizen in gebruik. Dat waren het mobilisatie(oorlogs)kruis (MOK) en het oorlogsherinneringskruis (OHK). Men kwam voor een der beide in aanmerking als men had deelgenomen aan de mobilisatie (c.q. gemobiliseerd was geweest tijdens de periode april 1939 – mei 1940) en/of binnen de krijgsmacht gedurende tenminste zes maanden in actieve dienst was geweest gedurende de periode van mei 1940 tot en met augustus 1945.

Bij het OHK behoorde tevens de gespen voor zekere ‘theaters’, ‘fronten’ of ‘episodes’. Er waren vijf categorieën (krijg ter zee, oorlogsvluchten, oorlogsdienst koopvaardij, oorlogsdienst visserij en krijg te land) en zeven theaters/fronten (Nederland mei 1940, Nederlands-Indië, Javazee, Middellandse Zee, Arnhem – Nijmegen – Walcheren 1944, Normandië en Oost-Azië – Zuid-Pacific).

De beide eretekens MOK en OHK worden vaak abusievelijk gezien als onderscheidingen die een zekere dapperheid of bijzondere prestatie vertegenwoordigen. Dit is helaas onjuist. Het zijn deelname-eretekens, die in principe aan alle kwalificerende militairen (en burgers) toekomen, indien zij aan de minimum deelname voorwaarden hebben voldoen en overigens justitieel van onbesproken gedrag waren. Voor beide komen c.q. kwamen ongeveer 450.000 mensen van de krijgsmachten (NL en KNIL), koopvaardij en visserij in aanmerking.

Met uitsluiting van alle andere onderscheidingen is thans nog uitsluitend de mogelijkheid tot het aanvragen van het Mobilisatie-Oorlogskruis (MOK) voor de periode van april 1939-mei 1940. De aanvragen daarvoor staan open, ook als de aanvraag om een postume toekenning gaat. Aanvragen doet u aan:

Ministerie van Defensie
Cluster Decoraties
MPC 55A
Postbus 90004
3509 AA Utrecht

Indien er sprake is van een reeds toegekende onderscheiding maar deze is verloren gegaan of ernstig beschadigd geraakt, dan kan op basis van identificatie en een kopij van de machtiging tot dragen van de desbetreffende onderscheiding doorgaans een nieuw exemplaar worden verkregen (gekocht) op het onderstaande adres:

Fa. J.M.J. van Wielik
Kneuterdijk 2-B
2514 EN ’s Gravenhage
Telefoon: 070-346 2196

Krijgsgevangenenzaken

De Nederlandse militairen die in mei 1940 aan de strijd deelnamen raakten – voor zover zij het Nederlandse grondgebied niet verlaten hadden – de facto krijgsgevangen door de algemene capitulatie van 15 mei 1940 te Rijsoord en – voor zover het Zeeland betrof – de capitulatie aldaar op 17 mei 1940. De militairen die voordien nog niet als gevangenen van de Duitsers golden werden doorgaans op last van de Duitsers geconcentreerd in hun bestaande kazernes, barakken en onderkomens of ter plaatse waar zij werden aangetroffen tijdelijk gekazerneerd. Het gros hunner werd eind mei of begin juni met groot verlof gedemobiliseerd. Uitzondering was er voor beroepsmilitairen en dienstplichtigen zonder werk. De eerste groep bleef als beroepsmilitair (ca. 14.000 man officieren, onderofficieren en mariniers) voorlopig aangesteld, terwijl de tweede groep door de bezetter werd ingezet voor reparatiewerkzaamheden en het slechten van stellingen. De meeste hunner zouden binnen enige maanden alsnog met groot verlof worden gestuurd.

Een beperkte groep militairen werd in het noordoosten, midden en zuidoosten van het land gevangen genomen, hoofdzakelijk tijdens de strijd in mei 1940. De meeste hunner werden afgevoerd naar Duitsland, waar zij in een aantal krijgsgevangenkampen terecht kwamen. Nederlandse gevangenen kwamen o.m. terecht in kampen bij Lübeck, Versen/Fullen (Stalag VI B, nabij Meppen, Emsland), Brandenburg en Luckenwalde (beide Stalag IIIA). De grootste concentratie bereikte Stalag IIIA, ca. 5.000 man. Merendeels waren zij afkomstig van de gevechten in de Grebbelinie en het midden van het land. De gevangenen in de noordoostelijke provincies werden vrijwel geheel in Emsland geïnterneerd. Het waren vooral de gevangenen die in Noord-Brabant en Limburg werden gemaakt, die in een scala aan Duitse kampen terecht kwamen. Al deze Nederlandse militairen werden uiteindelijk in juni 1940 vrij gelaten en terug naar Nederland vervoerd, alwaar zij werden gedemobiliseerd.

Voor beroepsmilitairen was er een andere regeling. Zij dienden, alvorens uit krijgsgevangenschap te worden ontslagen, de erewoordverklaring af te leggen aan de Duitse bezetter, dat zij geen handelen zouden verrichten ter afbreuk van de bezetter en de wapens niet weer zouden opnemen. Ca. 80 beroepsmilitairen, verreweg het merendeel hunner van de marine, weigerden deze verklaring te ondertekenen en bleven zodoende in Duits krijgsgevangenschap of werden alsnog naar Duitsland overgebracht. Zij werden verspreid over allerlei officierenkampen en het standaardkamp Stanislau in het huidige Polen.

In mei 1942 werd door de Duitsers heimelijk besloten om de Nederlandse beroepsofficieren weer te interneren. Daartoe was mede besloten omdat er vele tientallen beroepsofficieren betrokken bleken bij de illegaliteit. Omdat er een jaarlijkse meldplicht voor de beroepsofficieren was, waarvoor men werd opgeroepen, kwamen talloze officieren op om zich te melden, in de veronderstelling nadien weer naar huis te kunnen keren. Niets was minder waar. Ze werden geïnterneerd en naar Duitsland gestuurd. Uitzonderingen werden gemaakt voor een enkeling en uiteraard de inmiddels Duitsgezinde officieren. De overige ca. 2.000 die opkwamen werden geïnterneerd en kwamen in diverse kampen terecht, zoals Stalag 371 Stanislau, Oflag XIII B Neurenberg-Langwasser en Oflag 67 Neu-Brandenburg. In Stanislau zat de grootste concentratie.

Tussen maart en juni 1943 werd de rest van de voormalige krijgsmacht gesommeerd zich te melden voor herinternering, met uitzondering van de in Arbeitsdienst verkerende, de economisch en bestuurlijk onmisbare lieden (op attest), Duitsgezinden en de medisch ongeschikten (op attest). Van de potentieel ca. 260.000 militairen meldt zich maar een zeer klein deel voor de oproep, minder dan 10.000 man. Als men niet om reguliere redenen buiten herinternering blijft, duikt men onder. De reserve officieren en minderen die zich wel melden en worden geïnterneerd worden naar Duitsland afgevoerd. De officieren kwamen veelal in Oflags 67 Neu-Brandenburg, XXI C Schilberg of Grüne terecht. De minderen meestal in Stalag IV B Mühlberg. Een aantal officieren slaagt erin zulke irritatie bij de Duitsers te wekken dat ze in het Oflag IV C kasteel Colditz terecht komen, wat een kamp was voor Geallieerde officieren, die extra waakzaamheid verdienden.

Officieren zitten hun tijd uit binnen de interneringskampen, waar zij vooral zichzelf moeten animeren. De minderen worden in veel gevallen ingezet voor dwangarbeid of tewerkstelling in bijvoorbeeld de landbouw.