Print deze pagina

14. Infanterie-Division

Voorgeschiedenis

14. Infanterie-Division (14.ID), een divisie van de 1e Welle, ontstond op 1 oktober 1934 toen de staf werd opgericht in Leipzig (Wehrkreis IV).  Duitsland, dat ten gevolge van het Verdrag van Versailles in 1918 gebonden was aan een legersterkte van maximaal 100.000 man deed dit onder een dekmantel, te weten Kommandant von Leipzig, om zodoende de schijn van gehoorzaamheid aan het Verdrag op te houden. Op 15 oktober 1935 werd de dekmantel opgeheven en de divisie de officiële benaming 14. Infanterie-Division toebedeeld.

In vredestijd bestonden de infanterieregimenten van 14.ID uit een staf, 3 parate bataljons (één regiment had er slechts twee) en meerdere opleidingsbataljons en opleidingscompagnies, de zogenaamde “Erganzungsbataillons” en “Erganzungskompanien”. Het artillerieregiment bestond uit een staf en 3 parate afdelingen.

Op 3 augustus 1939 werd 14.ID gemobiliseerd van het Duitse leger verplaatst naar Silezië waar het, toegevoegd aan XVI. AK aan de Poolse grens werd ingezet bij het bouwen van versterkingen. Commandant van de divisie was op dat moment al sinds 6 oktober 1936 de Generalleutnant Peter Weyer. 1. Generalstabsoffizier (Ia) was de Oberstleutnant i.G. Gerhard Kühne. Beiden zouden deze posities nog bekleden tijdens de inval in Holland. Op 1 september 1939 overschreden de eerste eenheden van 14.ID de Duits-Poolse grens bij Rosenberg, het tegenwoordige Olesno (Polen). De opmars van 14.ID ging vervolgens in de richting van Ilza, waarna men de Weichsel overschreed en de opmars vervolgde in de richting Lublin, dat op 18 september 1939 veroverd werd.

Nadat men een bruggenhoofd had geslagen bij Wieprz en contact had gelegd met de oprukkende Sovjet troepen, viel de divisie terug op Random, alvorens het eind september 1939 naar het westen werd verlegd. In eerste instantie werd 14.ID ondergebracht in het gebied rondom Krefeld waarna het in december 1939 verplaatst werd naar het gebied Mönchengladbach – Rheydt en onder bevel van XI. AK kwam.

Het hoofdkwartier van de divisie vestigde zich in Mönchengladbach, de Divisions-Gefechtsstand werd opgezet in Wassenberg, hemelsbreed op 3 kilometer afstand van de Nederlandse grens oostelijk van Heinsberg. [1002,1038,1106,1111,1411,1303]

De divisie nader bekeken

De veldtocht in Polen was voor 14.ID goed verlopen. Hoewel het tot weinig gevechten met Poolse troepen kwam, kon het toch de nodige ervaring opdoen. De verliezen aan gewonden en gesneuvelden voor 14.ID gedurende de inzet in Polen bedroegen 15 officieren en 170 onderofficieren en manschappen, waarvan 10 gesneuvelden en 45 gewonden bij Infanterie-Regiment 101 (IR101). Artillerie-Regiment 14 (AR14) telde 13 gesneuvelden en 8 gewonden. De verkenningsafdeling (AA14) verloor 32 gesneuvelden en een onbekend aantal gewonden.

Ook 14.ID ontkwam begin 1940 niet aan de afgifte van eenheden. Helaas is ook hier slechts weinig van bekend. IR101moest zijn 2e Bataljon afstaan aan het nieuw opgestelde IR514. Het nieuwe II./IR101 werd opgesteld vanuit de Ersatz, maar ook door personeel van IR11. Panzer-Jäger-Abteilung 14, dat tijdens de mobilisatie nog versterkt werd door toevoeging van 5./MGK 47 als 4e compagnie, moest twee compagnieën afstaan. Deze werden niet vervangen.  AA14 werd ontbonden; Staf, 1e en 3e Schwadron gingen op in Reiter-Regiment 2 en werden niet vervangen.  [1038,1108]

Bewapening

Een Kriegsgliederung van 14.ID voor 10 mei 1940 werd in de archiefstukken niet aangetroffen waardoor het niet mogelijk is gebleken tot een exacte vaststelling van de bewapening van de respectievelijke eenheden van deze divisie te komen. Door gebruikmaking van de in de KTB aangetroffen Kriegsgliederung met exacte opgave van de bewapening op 15 april 1940 , de geplande Kriegsgliederung zoals aangetroffen in akten van het OKW en de “Gefechtsstärken” die door de divisie- en toegevoegde eenheden werden opgegeven aan de divisiestaf is het gelukt een betrouwbare weergave van de Ist-Starke van 14.ID te geven. Deze opgave betreft dan wel die van 1 mei 1940. Ook na deze datum zullen er nog wijzigingen zijn opgetreden, echter zijn deze vooralsnog niet bekend. [1038,1800,1411,1412]

Met betrekking tot de bewapening was er bij 14.ID in hoofdzaak sprake van beschikbaarheid van moderne middelen, hoewel niet alle eenheden op sterkte waren. De infanterie, maar ook de ondersteuningseenheden, waren uitgerust met de moderne mitrailleur MG34. Machinepistolen voor de officieren en groepscommandanten waren echter slechts in beperkte mate aanwezig, en ook ontbraken de organieke hoeveelheden antitankgeweren (Panzer-Büchsen).

De anti-tankafdeling, hoewel versterkt met een compagnie luchtafweer, en de verkenningsafdeling waren niet compleet. Aan de divisie werden nog delen van Schwere Panzer-Jäger-Abteilung 560 toegevoegd.

Het artillerie-regiment van 14.ID bestond uit 3 afdelingen waaraan de eerste afdeling van Artillerie-Regiment 50 was toegevoegd, alsmede staf en 2 batterijen van het gemotoriseerde II./AR46, het gemotoriseerde Beobachtungs-Abteilung 2 en 1 batterij van Nebelwerfer-Abteilung 3. [1353,1411]

Op 1 mei 1940 bestond de bewapening van 14.ID uit:

Soort Type Soll Ist
pistoolmitrailleur MP 38/40 432 110
anti-tankgeweer Panzerbüchse 38 81 27
lichte mitrailleur MG 34 419 371
zware mitrailleur MG 34 110 112
lichte mortier le.Gr.W.36 (5-cm) 84 84
zware mortier s.Gr.W.34 (8,1cm) 54 54
pantserafweergeschut 3,7-cm Pak 35/36 60 63*
pantserafweergeschut 8,8-cm Flak 4 4 2./Pz.Jäg.Abt.560
infanteriegeschut 7,5-cm le.I.G. 18 18 18
infanteriegeschut 15-cm schw.I.G. 33 6 6
lichte houwitser 10,5-cm le. Feldhaubitze 18 36 36 I - III./AR14
zware houwitser 15-cm s. Feldhaubitze 18 20 20 I./AR50, II./AR46
luchtafweergeschut 2-cm Flak 30 12 12 6./Fla.Btl.52
raketwerper 10-cm Nebelwerfer 35 6 6 Nebelwerfer-Abt.3
pantserwagens le. Panzerspähwagen 0 0

* De antitank-compagnie van IR11 beschikte op 1 mei over 11 in plaats van 12 "verwendungsbereite" 3,7-cm Pak.

Gliederung

Een duidelijke omschrijving van de standaard “Gliederung” van een infanteriedivisie werd al gegeven in het hoofdstuk Heer eenheden. De Gliederung van 14.ID, die met name door de ontbrekende eenheden behoorlijk  afweek, wordt met betrekking tot de voor de gevechten belangrijkste eenheden nader beschouwd.  [1038,1111,1800,1353,1411,1412]

Divisie-staf

De staf van 14.ID bestond uit een grote stafgroep met daarbij een beveiligingspeloton (Stabswache), een peloton motorordonnansen (Kradmeldezug) en een kaartenbureau (Kartenstelle).

Infanterieregimenten

14.ID beschikte over 3 infanterieregimenten  met de nummeringen 11 (IR11), 53 (IR53) en 101 (IR101). Deze regimenten hadden allen dezelfde structuur en bewapening.

De regimentsstaf bestond uit een stafgroep, een verbindingspeloton (Nachrichtenzug), een verkenningspeloton te paard (Reiterzug) en een – organiek niet-gemotoriseerd – pionierpeloton.

De tot een regiment behorende drie bataljons bestonden organiek elk uit drie tirailleurcompagnieën [Schützenkompanie] en een zware mitrailleurcompagnie [MG-Kompanie]. Hoewel de officiële Gliederung zoals vastgesteld door het OKH voorzag in 115 stuks l.MG's per infanterieregiment, beschikten IR11, IR53 en IR101 over respectievelijk 98, 107 en 96 stuks l.MG’s. Het aantal pistoolmitrailleurs was erg laag te noemen voor een 1e Welle-divisie. 14.ID zou volgens Soll-starke moeten beschikken over 432 stuks, alleen al bij de infanteriecompagnieën (16 MP's per compagnie), echter de realiteit was dat men de beschikking had over 110 pistoolmitrailleurs (4 MP's per compagnie). Het is echter niet aannemelijk dat deze MP's zich alleen bij de infanterie-regimenten bevonden, dus het werkelijke aantal dat in gebruik was in voorste linie is nog lager geweest.

De antitankcompagnie (Panzerjäger-Kompanie) van elk bataljon beschikte over 12 stukken  3,7-cm Pak 35/36 en 4 lichte mitrailleurs. Het was de enige geheel gemotoriseerde compagnie binnen een regiment.

De Infanteriegeschutz-Kompanie van  de bataljons beschikte over 6 stukken  7,5-cm le.I.G.18 en 2 stukken s.IG 15-cm met paardentractie.

Verkenningsafdeling

Zoals omschreven beschikte 14.ID organiek niet meer over een complete verkenningsafdeling. Deze verkenningsafdeling, Aufklärungsabteilung 30, moest namelijk op 15 december 1939 zijn stafgroep, bereden compagnie  (Reiterschwadron) en zware compagnie (Schwere Schwadron) afgeven voor de oprichting van Reiter-Regiment 22. Het bestond derhalve alleen nog uit een wielrijderscompagnie (Radfahrschwadron) en kreeg officieel de benaming Aufklärungsschwadron 2./AA14. De bewapening hiervan bestond uit 9 lichte mitrailleurs, 2 zware mitrailleurs en 3 lichte mortieren. Bij de inval in Nederland was 2./AA14 toegevoegd aan IR53.

Antitankafdeling

De antitankafdeling, Panzerjäger-Abteilung 14, was volledig gemotoriseerd en bestond uit een staf met verbindingspeloton en 2 compagnieën bewapend met 12 stukken 3,7-cm Pak 35/36 en 6 lichte mitrailleurs. Het ontbrak deze afdeling derhalve aan één complete compagnie. Aan deze afdeling werd het gemotoriseerde 6./Flak-Bataillon 52 met 12 stukken 2-cm Flak 30 toegevoegd.

Aan 14.ID werden zoals aangegeven delen van Panzer-Jäger-Abteilung 560 toegevoegd, te weten de gemotoriseerde staf en verbindingsgroep alsmede de 2e compagnie (2./s.Pz.Jäg.Abt.560). Deze compagnie was bewapend met 4 stuks 8,8-cm Flak - ingezet als antitankwapen  maar ook ter bestrijding van bunkers en veldversterkingen - en 4 stuks 3,7-cm Pak 35/36. Bekend is dat deze eenheid tevens uitgerust was met l.MG’s, geplaatst op motoren met zijspan, echter het aantal is niet bekend. De 1e compagnie was toegevoegd aan 31.ID, de 3e compagnie aan 19.ID.

Artillerieregiment

Het Artillerie-Regiment14 was een bereden artillerieregiment met een verbindingsgroep en als gevechtseenheden drie middelzware afdelingen met elk een verbindingsgroep, een meetgroep en drie batterijen met ieder vier stukken 10,5 cm veldgeschut le.FH.18 en 2 l.MG's. Daarnaast beschikte het over een zware afdeling  (I./AR50) met een verbindingsgroep, een meetgroep en drie batterijen met elk vier stukken 15 cm geschut s.FH.18 en 2 l.MG's.

Aan AR14 was daarnaast toegevoegd de geheel gemotoriseerde 2e Afdeling van AR46 (II./AR46) met een verbindingsgroep, een meetgroep en 2 batterijen met elk vier stukken 15-cm Schw. Feldhaubitze 18 en 2 l.MG’s. De derde batterij van deze afdeling was toegevoegd aan 19.ID.

Pionierafdeling

De Pionier-Abteilung 14 was deels gemotoriseerd, deels bereden. Gemotoriseerd waren de staf, een met 9 lichte mitrailleurs bewapende pioniercompagnie met bijbehorend materiaal, de lichte pionierkolonne en het brugslagmateriaal. Bereden waren 2 pioniercompagnieën. Dit hield in dat het materiaal op door paarden getrokken karren was geladen, maar dat de pionieren zelf zich te voet verplaatsen. Deze compagnieën hadden elk 9 lichte mitrailleurs als bewapening.

Overigen

Aan 14.ID werden nog toegevoegd de gemotoriseerde Beobachtungs-Abteilung 2 en een tevens gemotoriseerde batterij van Nebelwerfer-Abteilung 3 (mot.). Deze Nebelwerfer-Abteilung bestond uit een staf , verbindingsgroep en 3 batterijen met elk zes stukken 10 cm Nebelwerfer 35. Deze 10 cm Nebelwerfer 35 was in feite gewoon een 10 cm versie van de 8 cm standaard zware infanteriemortier en verschoot behalve rookgranaten meestal 10 cm brisantgranaten van 7,4 kg. Op betreffende batterij na was Nebelwerf-Abteilung 3 (Nb3) toegevoegd aan 31.ID.