Print deze pagina

Eben-Emael

Vlak onder Maastricht, op de locatie waar Maas en Albertkanaal samenvloeien, was tussen 1932 en 1935 ten zuidwesten van het kanaal het moderne sperfort bij Eben Emael gebouwd in het mergel dat op Nederlands grondgebied zo bekend is geworden door de Sint Pietersberg. Het was het meest noordelijke fort van de verdedigingsgordel rond het Belgische Luik, dat met zijn grote defensie industrie en de kwetsbare sector rond Visé een zeer strategische locatie vormde. Het geschut van het fort was in staat het gehele Maasdal ten noorden van Luik te beheersen, hoewel de Belgische overtuiging van de waarde van het fort de werkelijkheid verre overtrof. Het in feite zeer bescheiden zware geschut op het fort zou nimmer een breed opgezette aanval kunnen hebben gestuit. Ze was echter wel van geduchte kwaliteit om de nabij gelegen bruggen over Albertkanaal  [bij Kanne, Vroenhoven en Veldwezelt] en Maas [Ternaaien en Visé] te kunnen beschermen en die bruggen waren voor de Duitse plannen nu juist van groot belang, om een succesvolle oversteek van de Maas bij Maastricht te kunnen voortzetten op Belgisch grondgebied.

Het fort was een zogenaamd sperfort, dat als zelfstandige defensie op duurzame inzet en werking was geconstrueerd. Het was voorzien van een bescheiden artilleristische component voor grote dieptewerking, waartoe zij twee 12 cm vuurmonden (maximaal bereik ca. 17 km) had voor een rondom inzet. Voor een geringere dieptevuur beschikte het fort over veertien 7,5 cm vuurmonden (maximaal bereik ca. 11 km) waarvan twee met een volledige draaicirkel en elk zes voor schootsrichting Maastricht of schootsrichting Visé. Een tweede bewapeningsgordel was louter bedoeld voor nabij verdediging en vorm gegeven door geschakelde permanente wapenpunten, uitgerust met 6 cm antitankgeschut en mitrailleurs en ondersteund door loopgraven en mijnenvelden alsmede antitankversperringen. Een zeer bescheiden luchtafweer batterij completeerde de bewapening. 

Het driehoekig vormgegeven complex, met een oppervlakte van ongeveer 75 hectare, was aangelegd langs de uiterste arm van het Albertkanaal vlak voordat dit in de Maas vloeide, waarbij de linkerzijde door een gegraven gracht was aangeleund en de zuidzijde een brede tankgracht had als hindernis. Het fort zelf was vrijwel volledig ondergronds gebouwd, met uitgestrekte logistieke netwerken van betonnen gangen en ruimten, waarin naast de directe verdedigingswerken circa 1.200 man aan troepen onderdak konden vinden.

De Duitsers hadden de ambitie om nagenoeg hun gehele 6e Leger in de sector Maastricht – Visé over de Maas te laten trekken en vervolgens door te stoten richting het centrale deel van België rond Gembloux, waar de zwakste sector van de Geallieerde hoofdverdediging lag. De eerste opzet die de Duitsers daarbij voor ogen hadden was de schijn te wekken dat zij een ‘klassieke’ aanval via de noordflank richting Frankrijk wilden ontwikkelen, zodat de Franse legers en het BEF zich verleid voelden om de Franse strategie ‘Plan Dyle’ uit te voeren. Subsidiair wilde het Duitse leger voldoende slagkracht tegen het centrale Geallieerde front kunnen ontwikkelen voordat de werkelijke Duitse strategie, met de gepantserde concentratie vanuit de Ardennen, zich zou ontluiken. In de Duitse operationele uitwerking was daarom een essentiële plaats ingeruimd voor de snelle vermeestering van de Maas en Albertkanaal overgangen in de sector Maastricht – Visé. Om de kansen op snel succes te kunnen borgen en operationele verliezen sterk te beperken, was een stoutmoedige operatie ontwikkeld om het zwaartepunt van de Belgische verdediging ter plaatse, geheel leunende op het fort Eben Emael, direct te kunnen uitschakelen. Dat was een reeds in 1939 voor het eerst ontworpen luchtlandingsactie op het complex van het fort zelf alsmede bij enkele cruciale bruggen over het Albertkanaal te Kanne, Vroenhoven en Veldwezelt.

De luchtlandingsoperatie werd ontworpen rond een samengesteld bataljon – Sturmabteilung Koch – dat voornamelijk bestond uit parachutisten en pioniers onder het commando van de parachutist Hauptmann Walter Koch. Het gros van deze eenheid zou met zweefvliegtuigen worden afgezet, nog voor het officiële aanvalstijdstip, zodat de verrassing compleet zou zijn. Nadien zouden nog enige afgeworpen parachutisten de kleine aanvalsformatie als ondersteuning worden afgeworpen. De aanvalsformatie werd in taakgerichte verbanden opgedeeld en minutieus voorbereid op zijn doelen en de aan te wenden tactiek. Zeer belangrijk was de geplande toepassing van zogenaamde holle ladingen, wat een explosief was dat door energetische concentratie van de detonatie een relatief enorme vernielingskracht had, waardoor het bij uitstek geschikt was de zware pantserstalen delen van het sperfort te vernielen. De selecte groep aanvallers zou intensief worden ondersteund door tactische luchtsteun en bovendien werd een landcomponent toegevoegd, dat zich als vooruitgeschoven eenheid voor de Duitse hoofdmacht uit naar het westen zou spoeden, om de luchtgelande eenheid te versterken. Als de opzet zou slagen om zowel de Maastrichtse als de Belgische bruggen intact te veroveren in combinatie met de snelle uitschakeling van de fortbatterijen, dan zou de Duitse opzet volledig geslaagd zijn.

Toen op 10 mei 1940 om 0350 uur Nederlandse tijd, en dus enige minuten voor de werkelijke invasie, de Duitse zweefvliegtuigen op het dak van het fort en bij de bruggen over het Albertkanaal geland waren, werden binnen korte tijd alle Duitse doelen veilig gesteld, zonder dat dit zware Duitse verliezen opleverde. De totaal verraste Belgische defensie leed daarentegen zeer zware verliezen, mede doordat de Luftwaffe iedere tegenmaatregel in de kiem wist te smoren. Hoewel de Maastrichtse component in het plan faalde, waardoor de aansluiting met grondtroepen lang uitbleef, slaagden de Duitsers erin de meeste bruggen intact te houden en de fortbezetting rond het middaguur van de tweede oorlogsdag tot capitulatie te dwingen. Het meeste fortgeschut hadden zij in het eerste uur al weten te neutraliseren. De operatie zou de geschiedenisboeken – van vriend en vijand – in gaan als een huzarenstukje van formaat. Het toonde in elk geval overtuigend het failliet aan van statische defensie bolwerken welke geschoeid waren op klassieke leest.