Het fenomeen Blitzkrieg
Inleiding
Er is vermoedelijk geen woord dat zoveel (oneigenlijke) lading heeft gekregen, zoveel betekenissen en zo'n groot verholen waardeoordeel, als het aan de Tweede Wereldoorlog verbonden begrip ‘Blitzkrieg’. Het begrip op zich herbergt misschien wel net zoveel ‘shock and awe’ als de Amerikanen in de Derde Golfoorlog in 2003 wilden bereiken met hun overweldigende luchtaanvallen op strategische doelen in Irak.
Het begrip Blitzkrieg is in het publieke domein wellicht de meeste korte samenvatting van de Duitse overvallen op Polen in 1939 en de westelijke mogendheden in 1940. Vrijwel iedereen krijgt er automatisch beelden bij van massale tankaanvallen, vliegende cavalerie en donderende vuurmonden. Overmacht, ontzag, snelheid en klinkende overwinning zijn emoties die er direct aan worden gekoppeld. In feite vat het begrip ‘Blitzkrieg’ alle emoties samen, die in de decennia na de Tweede Wereldoorlog door honderden, duizenden publicisten zijn opgeroepen in relatie tot de Duitse oorlogsmachine in de eerste drie jaar van de oorlog.
Dat laatste schept het bruggetje naar het feit dat het begrip ‘Blitzkrieg’ in feite al decennia lang zwaar misbruikt wordt, in verkeerde contexten geplaatst wordt en vooral onjuist geannoteerd wordt. Men kan vaststellen dat het huidige begrip van Blitzkrieg totaal niet meer past bij het oorspronkelijke ontstaan van het begrip. Het begrip is, zoals zoveel oorlogsverhalen, een eigen leven gaan leiden. Dat het in oorsprong niet veel meer was dan een marketing-achtig etiket dat meer emotie dan werkelijke doctrine bevatte, is in de hedendaagse gebruik van het begrip nauwelijks meer te herkennen. Het begrip heeft daarom in feite naoorlogs een veel zwaarwegender betekenis gekregen dan het tijdens de oorlog ooit had.
In onderstaande korte beschouwing wordt getracht iets meer licht te schijnen op het begrip Blitzkrieg. Het lezen ervan zou aanleiding kunnen zijn de toepassing van het begrip iets zuiverder te krijgen in het publieke domein.
De oorsprong van het begrip ‘Blitzkrieg’
De werkelijke oorsprong van het begrip is eigenlijk niemand exact bekend. Er gaan wel een aantal goed gearriveerde schijnverklaringen rond, die door menig medium of geschrift als waarheid worden gedragen. Hitler zou het begrip hebben geïntroduceerd, Goebbels en zijn propagandamachine, het zou pas in de loop van de oorlog zijn verzonnen en er is zelfs een verklaring dat de Britten er het eerst mee kwamen. Al deze verklaringen zijn onjuist.
Karl-Heinz Frieser gaat er in zijn indrukwekkende werkstuk ‘Blitzkrieg-Legende, der Westfeldzug 1940’ op gedegen wijze op in. Dit boek, hoewel niet in het Nederlands uitgegeven, is voor de geïnteresseerde op het gebied van strategie en tactiek anno 1940 een ‘must have’. Het concentreert zich op de aanval op Frankrijk, met uiteraard aandacht voor de component in België, en rekent op zeer deugdelijk onderbouwde wijze af met de fabels en sagen rond de veldtocht tegen Frankrijk. Het Nederlandse toneel wordt niet beschreven. Logisch, zeker in de context van dit boek, omdat Nederland een ‘klassieke’ oorlog zag – met uitzondering van de luchtlanding – die met ‘Blitzkrieg’ als in de werkelijke betekenis van het woord überhaupt weinig van doen had.
De oorsprong van de betekenis van het begrip Blitzkrieg – letterlijk ‘bliksemoorlog’ – voert Frieser terug naar midden jaren dertig, als in het militaire vaktijdschrift ‘Deutsche Wehr’ al een artikel verschijnt waarin het begrip in algemene zin wordt aangewend. Het artikel beschrijft dat een land dat grondstoffen en voedselvoorraden ontbeert, en zich dus geen langdurige oorlog kan permitteren, door middel van inzet van zijn gehele potentieel ineens een beoogd tegenstander dient te overweldigen om daarmee een volledige overwinning te behalen. Overigens een strategisch gegeven dat de Duitsers al eind 19e eeuw als kern van hun Generale Staf plannen hadden. Het begrip ontkiemt verder in 1938 als in een militair weekblad een artikel verschijnt met de titel ‘Strategischer Überfall’ waarin de gecombineerde slagkracht van tanks en tactische luchtmacht wordt besproken. In latere publicaties wordt telkens omstandig naar dezelfde ‘aard van oorlogsvoeren’ verwezen. Daarmee werd het eigenlijke begrip nog niet gebruikt. Desondanks werd het begrip Blitzkrieg in die periode in Duitse militaire kringen wel al beperkt gebruikt, maar het had nog geen enkele lading.
Hitler zelf – zo schrijven diverse bronnen – gebruikte diverse ‘Blitz’ gerelateerde termen. De eerste werden in 1937 reeds in toespraken gevonden. Ze waren gebruikt in contexten als ‘blitzartige schnelle Überfall’ [van Tsjecho-Slowakije], de laatste volgens diezelfde bronnen ‘einem Blitzunternehmen’ [tegen Joegoslavië, 1941]. De Duitse pers en propagandaorganen overspoelden Duitsland pas in de zomer van 1940 met het werkelijke ‘Blitzkrieg’ begrip, om daarmee uitdrukking te geven aan de euforie van de snelle en klinkende overwinning in Europa op dat moment. Propagandistisch was het begrip van grote waarde omdat het 'sexy' klonk en zeker voor de buitenstaander passend leek met de toch wel erg onverwachte florissante en vooral snelle resultaten van het Duitse leger in Europa.
Hitler verbood eind 1941 het begrip nog langer te gebruiken, en ontkende zelfs het ooit zelf te hebben gebruikt. Hij noemde het letterlijk een ‘blödsinniges Wort’ te vinden. Oorzaak was natuurlijk het feit dat de Duitse oorlogsmachine in de Sovjet Unie stokte. Het begrip werd daardoor niet langer ervaren als een ‘verbonden’ maar een ‘bedreigend’ begrip. Men begon zich in Duitsland immers af te vragen wat er toch van die ‘Blitzkrieg’ over was gebleven nu de Duitse legers gestopt leken in het oosten.
De oorsprong van het begrip, althans de oorsprong van het in zwang raken binnen de Duitse maatschappij in de periode voor de oorlog, is nog altijd onduidelijk. Het is vermoedelijk aan velerlei oorsprongen verbonden, zoals zoveel modewoorden. Deze lijken niet te zijn voortgekomen uit een bewuste aanduiding van een gedefinieerde strategie. Bovendien was het algemene begrip 'blitz' al veel gebruikt als superlatief voor snelheid.
Toch kreeg het begrip uiteindelijk een lading die sterk verbonden werd met de Duitse operationele prestaties in de periode 1939-1941. De Duitse operaties werden als het ware geantedateerd herdoopt. Vandaag de dag wordt nog steeds veel verwezen naar de Blitzkrieg, al is het alleen maar omdat het gearriveerde begrip voor veel mensen een pakkende samenvatting is van de gebeurtenissen in de eerste jaren van de oorlog. En helemaal onterecht is het niet dat het begrip verbonden raakte met de Duitse tactiek en strategie. Er was in de Duitse operaties wel degelijk een herkenbare methodiek te ontdekken die uiteindelijk - geantedateerd of niet - prima te benoemen viel met de toekenning van de strategische of tactische bedoelde noemer 'Blitzkrieg'. En uiteindelijk draait het bij taal om het herkenbaar overbrengen van een betekenis of bedoeling en is de oorsprong van zo'n taalverschijnsel feitelijk irrelevant.
Tactisch-operationel betekenis
In feite stuit men op een contradictio interminis door een begrip als Blitzkrieg – bliksemoorlog – ook als tactisch component te bespreken. Immers, een oorlog wordt op basis van een strategie gevoerd. En die strategie op zich wordt met tactisch bouwstenen ingevuld. Frieser snijdt dit punt ook aan, en stelt dat deze semantische these in feite moet worden beantwoord met de vaststelling dat het zuiverder was geweest van ‘Blitzfeldzug’ of ‘Blitzunternehmen’ te spreken in het tactische concept dan van ‘Blitzkrieg’. Dat er toch voor gekozen is het laatste begrip op tactisch en operationeel niveau te duiden heeft slechts te maken met het gegeven dat het – ondanks de verwarrende ‘oorlog’ component – tactisch en operationeel als term wordt gebruikt. En opnieuw, vooral achteraf ...
Frieser weet het begrip ‘Blitzkrieg’ in een operationeel en tactisch concept zeer treffend beknopt te omschrijven. Letterlijk verklaart hij het begrip [vertaald]:
‘Onder Blitzkrieg verstaat men de geconcentreerde inzet van het tankwapen en de luchtmacht, met als doel de tegenstander door verrassing en snelheid te verwarren en hem na een geslaagde doorbraak met breed opgezette opmarsen te omvatten. Doel is het snel overweldigen van de tegenstander in een allesbeslissende operatie.’
Verleidelijk is het te concluderen dat dit concept eigenlijk niets meer (of minder) was dan de uitwerking van bestaande Duitse tactische toepassingen, zoals het stoottroepen concept en de bewegingsoorlog ambitie uit de eerste wereldoorlog, maar dan in 1939 toegepast met moderne middelen.
Reeds aan de vooravond van de Pruisisch-Franse oorlog in 1870-1871, én zeker in het interbellum tussen die oorlog en de Eerste Wereldoorlog, was de Duitse Generale Staf telkens bezig strategieën te ontwikkelen waarbij men snelle beslissingen kon forceren. Het gelukte in 1870 de Duitsers de snelle beslissing te bereiken bij de toenmalige slag om Sedan, en daarmee Frankrijk tot een vernederende wapenstilstand te forceren. Sedan was in dat opzicht een tactisch geplande veldslag, die duidelijk de bewegingsoorlog met geconcentreerde krachten toonde. Gedurende het voornoemde interbellum ontwikkelde Duitsland offensieve plannen voor een oorlog tegen de in 1894 verbonden naties Frankrijk en Rusland. Oorlog met Frankrijk, die vroeger of later weer zou plaatsvinden, zo wist men zeker, zou op dat moment immers tegelijkertijd oorlog met Rusland betekenen. Een oorlog op twee fronten. Voor Duitsland was de bewegingsoorlog met een snel afgedwongen capitulatie van Frankrijk van groot belang, omdat een oorlog tegen twee machtige legers niet kon worden gevoerd, zo was de overtuiging. Men zou na het spoedige verslaan van Frankrijk zich op de machtige tsaristische legers van Rusland kunnen richten. Daar ontstond dus al de noodzaak voor een ‘Blitzkrieg’ avant la lettre. Die ontwikkeling was echter vooral strategisch van aard. De tactische invulling ervan, zoals de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog toonde, was nog verre van passend.
Toch zou de conclusie, dat het fenomeen dat wij anno 1939 [en later] als Blitzkrieg zouden aanmerken een zuiver logische (door)ontwikkeling van eerder gepraktiseerde Duitse tactiek zou zijn, vermoedelijk de zaak te sterk simplificeren. Hoewel op hoofdlijnen de in 1939-1941 toegepaste Blitzkrieg tactiek een ‘logische’ voortzetting van bestaande Duitse tactieken was, was er wel degelijk sprake van ‘invloeden buiten de lijn’.
Door menigeen, Duitsers en (voormalige) Geallieerden, wordt Heinz Guderian gezien als de meest voorname vormgever van de tactisch-operationele toepassing van de Blitzkrieg, zoals die in de beginjaren van de oorlog door de Duitsers werd toegepast c.q. betiteld. Guderian zelf geeft echter heel onomwonden aan in zijn autobiografie dat hij zich veel heeft aangetrokken van tactische en strategische beschouwingen van specialisten. Al in 1934 liet hij zich inspireren door een publicatie [‘Kampfwagenkrieg’] van de hand van de Oostenrijkse generaal Ritter von Eimannsberger. In 1937 leidde onder meer voornoemd werk tot Guderian’s ‘Achtung! Panzer!’ Vervolgens wisselde de generaal met name met de Italianen ervaringen uit, en werden de ervaringen van het Legion Condor in Spanje aan hem terug gerapporteerd.
Daarnaast stelt Guderian zonder enige schroom - in de Engelstalige versie van zijn boek - dat hij vanuit de Franse en Engelse militaire publicaties het meeste heeft geleerd. Hij noemt letterlijk de roemruchte publicaties van Fuller, Liddell-Hart en Martel als leidend voor zijn eigen beeldvorming. Hij noemt juist hen als de vormgevers van een nieuwe ‘stijl’ van operationele toepassing van het tankwapen en de gemechaniseerde eenheden. Het heeft er meer dan de schijn van dat Guderian overdreef - zijn eerder uitgebrachte Duitse versie van 'Achtung - Panzer!' bevatte geen enkele verwijzing naar Britse strategen - en bewust medestanders uit eigen kamp minimaliseerde voor de Engels lezende markt. Hij noemde niet zijn eigen collegae, maar zij waren zeer zeker van grote invloed. Het was zelfs zo, dat Guderian eerder een zoon van het concept was, dan de vader, zoals hij veelal onterecht wordt geschetst. Het was de motorisatie op zich en de concentratie van gepantserde eenheden, zoals dit voor Guderian al als concept was uitgewerkt door anderen, zoals zijn jarenlange chef Generalmajor Oswald Lutz en niet te vergeten Von Manstein, die de vruchtbare bodem bood voor de latere veldcommandant Guderian om zich als 'vader van de Blitzkrieg' te kunnen manifesteren. De invloed van Fuller en Liddell-Hart zal zeer beperkt zijn gebleven. Die van Liddell-Hart vermoedelijk zelfs geheel afwezig. Deze onbescheiden Britse auteur en oud-officier zou naoorlogs zelfs het Blitzkrieg concept (sic) claimen als in hoofdzaak van zijn hand gekomen. Daarvan was geen sprake. De Brit had echter Guderian in krijgsgevangenschap aangeschreven en hem verzocht te verklaren dat Liddell-Hart de bedenker was van de concentratie van gepantserde middelen en dieptewerking van gemechaniseerde eenheden. Guderian had serviel deze verklaring afgegeven. Liddell-Hart was echter vooral een copy-cat, die bedenkselen van anderen deed voorkomen als de zijne, en slechts door zijn prominente publicatiekansen (te) veel aandacht opeiste. Zijn ronduit narcistische inborst leidde echter tot de mythevorming dat Liddell-Hart een militair genie zou zijn geweest, wat uitstekend paste in de Britse traditie van krijgshistorie schrijven vanuit de gedachte van 'Britannia rules the waves'. Liddell-Hart kan echter zonder enige schroom, samen met bijvoorbeeld Bernhard Montgomery, in het rijtje 'gefabriceerde genieën' van de Britse historie worden geplaatst.
Daarmee is duidelijk dat de Blitzkrieg als tactisch en operationeel concept weliswaar in hoofdlijnen voortborduurde op de ontwikkellijn van de Duitse tactische concepten uit eerdere dagen, maar dat men ook heel nadrukkelijk keek naar de nieuwe ervaringen elders. Dat gekoppeld met het feit dat – zoals Schwichow in 1935 al aanduidde in zijn beschrijving van oorlog en het verband met ‘Ernäherungswirtschaft’ – de Duitsers slechts de grondstoffen en voorraden hadden voor een snelle beslissende strijd, leidde tot het tactisch operationele concept dat Frieser zo treffend samenvatte in de eerder gegeven definitie. Het tactisch-oerationele concept dat Frieser omschrijft kan men dan vooral ook als pragmatisme omschrijven. Op het slagveld zou dat pragmatisme in 1939-1941 leiden tot de vertaling bij monde van bevelvoerders, die slechts in de microfoons schreeuwden ‘Ausnutzen! Ausnutzen!’ , 'Immer weiter' en ‘Höchste Geschwindigkeit voraus!’.
Strategische betekenis
Als men naar de strategische betekenis kijkt dan is de uitleg enigszins complexer. Qua militaire betekenis kan men – kort en goed gezegd – de eerder genoemde tactische omschrijving hanteren en dit op de totale oorlog tegen een natie of een aantal verbonden naties projecteren.
Daaraan zit echter een apart aspect, dat Frieser classificeert als een ‘doel t.a.v. de buitenlandse politiek’, maar dat auteur dezes ook een werkelijk militair aspect acht. Dat is dat door snelle oorlogen tegen individuele of kleine geografisch en/of politiek verbonden landen te voeren, men als het ware ‘oorlog voor oorlog’ kan voeren. Dat is echter net zo goed een militair doel, zeker als een leger een beperktheid kent in (moderne) middelen, grondstoffen en voorraden. Het is immers de strategische versie van het tactische middel dat men ‘manoeuvreren op de binnenlinies noemt’. Daarbij wordt een per saldo overmachtige tegenstander op meerdere fronten volgtijdig verslagen door de inzet en verplaatsing van steeds dezelfde eigen strijdmacht. Een eeuwen oude strategie overigens, die met name in de Zevenjarige Oorlog [1756-1763] door Frederik II van Pruisen werd ingezet toen hij de Frans-Russisch-Oostenrijkse coalitie met volgtijdige slagen bestreed.
Frieser verbreed in zijn boek de uitleg nog door te duiden op een economisch aspect van de Blitzkrieg strategie. Hij stelt dat het economische doel is om de voorhanden zijnde grondstoffen en middelen zodanig toe te delen aan de oorlogsindustrie en het militaire apparaat, dat de mogelijkheden geschapen worden om de Blitzkrieg te velde te materialiseren. Door telkens korte campagnes te houden en, tussen de overwinningen in, de verliezen te compenseren alsmede verdere uitbouw van de strijdkrachten te faciliteren, draagt de economische component daarom actief bij tot de verwezenlijking van de militaire component. Frieser sluit daarbij dus aan bij wat in 1935 door Schwichow werd geschreven. Het is tegelijk heel duidelijk uit Frieser zijn definities en omschrijvingen dat de Blitzkrieg als strategie, reeds vóórdat men feitelijk ten strijde trekt, heel nadrukkelijk faciliterend mogelijk moet zijn gemaakt door de middelen. Ofwel, men moet in staat zijn om de beschikking te hebben over de mensen, de middelen, de grondstoffen, de voorraden en de reserves, die noodzakelijk zijn om de bundeling van kracht en macht zodanig te laten zijn dat dit niet alleen een tijdelijk momentum creëert, maar dat dit momentum ook voor een aanzienlijke periode kan worden vastgehouden. Dat betekent dat naast evidente zaken zoals inlichtingen over de tegenstander, ruimtelijk voorwaarden, tijdsbepaling en kwantiteit en kwaliteit van het potentieel van het leger, zowel materieel als logistiek alle voorwaarden geschapen moeten zijn. Daarbij komen zelfs elementen als seizoen en meteo voorspellingen dus prominent om de hoek kijken. Dat deze elementaire voorwaarden in feite gelden voor iedere oorlogvoerende natie, zij daarbij overigens aangetekend. Bij een snelle oorlog geldt echter dat voornoemde voorwaarden zwaar(der) wegen.
Als men de redenatie achter de drie argumenten [militair, buitenlandse politiek en economie] echter verlengt naar een serie aan campagnes, die uiteindelijk moet leiden tot de beheersing van een groot gebied, dan heeft Frieser volkomen gelijk door de drie zaken apart te benoemen en als ingrediënten van de Blitzkrieg als totaal concept te rekenen. Er zijn auteurs die deze verwevenheid van politiek, economie en oorlog op een dergelijke schaal reeds als de zogenaamde ‘totale oorlog’ aanduiden. Daarvoor kan men ondersteunende elementen aanvoeren. Echter de werkelijk totale oorlog – althans zoals deze door de Duitsers indertijd werd geduid – was juist een gevolg van het stagneren van de Blitzkrieg strategie. Het is juist de ‘war of attrition’ – de uitputtingsoorlog – die werkelijk het maximale vraagt van de partijen en hun bevolkingen. De totale oorlog is dan ook in feite het omgekeerde effect van de Blitzkrieg.
Nieuwe tactiek: meer dan een concept
Dat tactiek meer dan een concept is, maakte in feite de Eerste Wereldoorlog al duidelijk. De moeder van de Blitzkrieg was de door de Duitsers zo gehuldigde Bewegungskrieg en de daaraan gepaarde Kesselslacht. Het Plan Schlieffen dat in 1914 tot ontwikkeling kwam in de praktijk, toonde aan dat naast zuiver theoretisch strategisch en tactisch denken ook de juiste invulling moet worden gegeven aan de waarde en toepassing van manschappen, hun materieel en innovatie alsmede het kiezen van momentum c.q. gebruik maken van kansen.
De Eerste Wereldoorlog was mogelijkerwijs een oorlog, die de meeste noviteiten verenigde in één groot conflict. De introductie van de massale inzet van machinegeweren, de enorme ontwikkeling die de vuurmonden hadden doorgemaakt vanwege vooral de ontwikkelingen op metallurgisch en chemisch gebied, de introductie van het vliegtuig en tank en niet te vergeten de werkelijke introductie van een andere slagveld doctrine. Wapens en wapensystemen waren opeens beduidend in importantie gegroeid, daar waar tot dan toe vooral toch de kwantiteit en kwaliteit van de soldaten zelf de doorslag had gegeven. De vuurkracht van vuurmonden was enorm toegenomen, net als hun bereik. Machinegeweren beheersten het slagveld en vliegtuigen voegden een derde dimensie toe. Het betekende dat alleen de dynamiek van een leger – waar de Duitsers zo prat op gingen – niet langer volstond. Want het uitmanoeuvreren alleen was niet meer voldoende, omdat een tegenstander met relatief geringe lokale mankracht, die wel kwalitatieve compensatie kon vinden in vuurkracht, ook een leger in beweging snel tot stilstand kon dwingen. Het werd uiteindelijk duidelijk dat de nieuwe wapens weliswaar waren geïntroduceerd – inclusief het aanvalsvliegtuig en de tank – maar dat naar een innovatieve en vooral tactisch verrassende toepassing van die middelen nog gezocht moest worden.
De Bewegungskrieg was dood, zo meende men in Duitsland na 1918. En in feite was vrijwel de gehele Duitse legertop daarvan tot aan 1938 overtuigd. Het was vooral aan Hitler ‘te danken’ dat de Westfeldzug-plannen gedragen en ingevuld werden door concepten van innovatieve en progressieve denkers, zoals von Manstein en Guderian. Dat Hitler in feite helemaal geen visionair was, maar vooral uit opportunisme koos voor, van de (door hem verachte) seniore legertop afwijkende ideeën, zij gezegd. De meeste Duitse generaals vreesden echter een herhaling van 1914, en zodoende was er veel verzet tegen de risicovolle Manstein doorstoot richting de Atlantische kust. Men vreesde voor de flanken en men voorzag een veelbelovend dynamisch begin dat zou vastlopen in een statisch langgerekt slagveld, met alle risico's van dien.
De Westfeldzug toonde echter in de praktijk het gelijk van de progressieve Duitse generaals. Althans, zo zou men het kunnen zien. Het concept dat was uitgewerkt in vooral een grote mechanische pantservuist (als moderne exponent van de bewegingsoorlog), gedekt door een tactische en moderne luchtmacht en gepresenteerd rondom het vertrouwde Duitse concept van Kesselslacht, betekende een buitengewoon verrassende invulling én aanvulling van de Bewegungskrieg. De Geallieerden werden totaal bij verrassing genomen, en toonden aan dat zij – als vermeende overwinnaars in de vorige wereldoorlog – geen enkele tactische en strategische progressie hadden gemaakt. Men bewees dat stilstand achteruitgang was.
De legitieme vraag kan overigens gesteld worden of het Duitse concept nu zo bijzonder goed rendeerde vanuit de intrinsieke waarde van het concept zelf of omdat de werking ervan nu zo opvallend sterk werd gefaciliteerd door de Geallieerden, die zich op de vorige oorlog voorbereid hadden. De waarheid zal in het midden hebben gelegen. Duidelijk is wel dat de zwakheid van het gros van het Duitse leger - ja de feitelijke kwestie van de ongeschiktheid van zeker 75% van het Duitse leger voor een werkelijke Blitzkrieg - tijdens de Westfeldzug gecamoufleerd kon worden door de, zelfs voor de Duitsers, verrassend snelle overwinning. Die successen zouden leiden tot de overmoed, die voor Hitler aanleiding was tegen alle adviezen van zijn generaals in, het grote Rusland aan te vallen zonder dat de voorwaarden voor een (nieuwe?) Blitzkrieg geschapen waren ...
De 'Blitzkrieg' mythe
Frieser ontkracht in zijn werk over de Westfeldzug dat er sprake was van een Blitzkrieg als een staand en vooropgezet concept. Zijn mening werd al lang voordien gepreludeerd door bijvoorbeeld de Historical Department van het Amerikaanse leger, die naoorlogs de Duitse oorlogsvoering minutieus onderzocht. Net als de Amerikanen voor hem, stelde Frieser vast dat het vooral een achteraf bedacht propagandalabel was dat tot de myhtische betekenis van het begrip 'Blitzkrieg' aanleiding gaf.
In essentie is dit natuurlijk zo. Anderzijds is er ook wat voor te zeggen dat zelfs een achteraf bedachte naam, toch de lading kan dekken. Hoewel andere in zwang geraakte begrippen vaak duidelijker de lading dekken - zoals Kesselslacht of Stosstrupptaktik - is het brede concept van Blitzkrieg toch een tamelijk specifieke betekenis toe te dichten. Daarbij blijft het echter nog steeds een lastig grijpbaar begrip, dat qua invulling kan variëren, zolang kernelementen als concentratie van middelen en kracht, de gecombineerde wapenen, momentum, dieptepenetratie en het element snelheid maar onaangetast blijven.
De gedachte echter, dat de Westfeldzug een vooropgezette Blitzkrieg was, ofwel een operatie was waarbij de achteraf bedachte definitie paste, is door menig onderzoeker inmiddels volkomen ontkracht. Frieser behandelt in zijn boek een aantal zaken, die duidelijk maken dat het Blitzkrieg concept juist vooral een operationele deugd was die per ongeluk ontstond door het 'Draufgänger' gedrag van enkele prominente hoge veldcommandanten, dan dat het zodanig gepland was. Terecht wijst Frieser er bijvoorbeeld op dat het Plan Manstein, de basis voor het succes, in feite nauwelijks door het OKH werd gedragen en dat de operationele planning meerdere 're-group and re-deploy' momenten kende, die het momentum grotendeels uit de operatie zouden halen. Generaals als Rommel en Guderian lapten echter een aantal keer de staande orders aan hun laars, bleven op het gaspedaal drukken en werden zodoende in feite de operationele vaders van de Blitzkrieg.
Het feit dát veldcommandanten het operationele verschil konden maken, raakt echter aan de kern van de waarlijke betekenis van Blitzkrieg. Een minstens zo voornaam element van de snelle Duitse operaties was namelijk de deugd van de tactische competentie van lager kader. De grote tactische vrijheid die men van laag tot hoog had, en die de beste Duitse eenheden ook voor een belangrijk deel wisten om te zetten in succes, was een veel grotere sleutel tot succes dan de meeste historische boeken willen doen geloven. Het uitbuiten van kansen en het breed gedragen tactische beginsel dat doorstoten belangrijker was dan deconcentreren in een gepenetreerde defensie, was minstens zo belangrijk voor het Duitse succes als de concentratie van sterke middelen en een dominante luchtmacht. Daar komt bij dat de 'Blitzkrieg' nooit meer zo sterk door de tegenstander zou worden gefaciliteerd als in West-Europa. De archaïsche doctrine van de Fransen en de machteloosheid en buitengewoon slechte voorbereiding van de Britten, wierp de snelle Duitse winst ook in de schoot. Er was geen sprake van dat de Westfeldzug slechts een Duitse demonstratie van macht was geweest - het was vooral ook een markante demonstratie geweest van Geallieerde onmacht. Dat de Duitse propaganda machine echter onbescheiden victorie kraaide en de veldtocht in het westen tot mythische proporties opblies, kwam de Geallieerden in eerste instantie niet slecht uit. Liever van een oppermachtige vijand verloren, dan de schaamte van een uiterst zwakke prestatie te moeten dragen. Het werd echter wel de aanleiding voor de geboorte van de mythe rond 'het concept Blitzkrieg'.